De nieren
De mens heeft twee van deze organen. Ze zijn boonvormig, circa 11 cm lang, 5 cm breed en 3 cm dik. Ze bevinden zich ongeveer halverwege het bovenlichaam, aan de rugzijde, aan weerskanten van de wervelkolom.
Na verwerking van de vloeistoffen geven de nieren de afvalstoffen in de vorm van urine door aan de blaas. Vanaf de nieren loopt continu een kleine hoeveelheid urine via de urineleiders (ureters) naar de blaas. De hoeveelheid urine is afhankelijk van de vocht- en voedselinname, de hoeveelheid lichaamsbeweging en de mate van zweten.
De blaas
De blaas dient onder meer voor het opslaan van de urine en bestaat uit vier lagen. De binnenste laag is een membraan. De volgende laag bevat zenuwen en bloedvaten, de daaropvolgende laag is een gladde spier, de detrusor of blaasspier, die wordt omgeven door de buitenste laag.
De blaas vult zich met de urine die via de urineleiders uit de nieren komt, waarbij het elastische weefsel van de blaas uitzet. Zodra de blaas voldoende uitgezet is, ontstaat een gevoel van aandrang tot urineren. Is de blaas eenmaal uitgezet tot zijn volle omvang, dan wordt die aandrang heel sterk.
De urethra
De urine verlaat de blaas en vervolgens het lichaam via de urethra of plasbuis. Deze loopt vanaf de blaas naar de penis of de vagina.
De plasbuis loopt in het bekken door een spiergroep, de bekkenbodem. Het openen van de plasbuis wordt geregeld door een sluitspier, de urethrale sfincter genaamd.
Vrouwen hebben een korte urethra (circa 4 cm). De urethra van een man kan tot wel 20 cm lang zijn.
Laatste pagina-update : 16 augustus 2007
